Zijn naam was Christiaan van Keulen. En hoewel hij net als ik in 1976 werd geboren is er over hem niets te vinden op social media. Niet op Twitter, Facebook, Instagram en niet op LinkedIn. Christiaan overleed lang voordat het internet ons leven overnam.
Ik liep in de lente van 1994 een krantenwijk in Olst. De kranten haalde ik op bij de familie Olthuis aan de Aaldert Geertsstraat. Een van de zonen Olthuis zat bij mij in de klas op de lagere school. Ik herinner me dat we in de laatste klas op kamp gingen. Willem-Jan mocht niet mee. Zijn ouders waren lid van een streng Christelijke gemeenschap die dit soort uitjes niet toestond. Wel was hij bij de IJssel waar hij ons uitzwaaide toen wij met de boot naar Hattem vertrokken. Vanuit de Aaldert Geertsstraat fietste ik langs de oude kerk en over het spoor de Spoorstraat in. Daar begon mijn krantenwijk. Ik luisterde naar muziek via mijn discman. Nirvana, Pearl Jam, Soul Asylum. Altijd op shuffle. Via een geitenpaadje achter de slachterij langs kwam ik bij Het Hooge. Daar stonden twee huizen omzoomd met fruitbomen en allebei hadden ze een abonnement op het Sallands Dagblad. Het dagblad was een middagkrant die alleen op zaterdag ’s ochtends moest worden bezorgd. Ook op zaterdagmorgen reden de vrachtwagens afgeladen met varkens over de Industrieweg om de dieren af te leveren voor de slacht. Als de deuren van de slachterij openstonden zag ik hoe ze uit de wagens werden geschopt. Het rook er vaag naar kroketten. Na de Industrieweg sloeg ik de Jan Hooglandstraat in. En dan, via de Koekoeksweg, naar de Diepenveenseweg. Daar had ik pech mee. Het ging namelijk maar om een adres maar het was een flink stuk fietsen voor maar een krant. De boerderij stond een stuk van de weg af en wanneer ik het grindpad op fietste was ik altijd extra alert en iets gespannen. De vrouw des huizes had niet lang geleden zelfmoord gepleegd. Ze was op het spoor, dat achter hun huis liep, gaan liggen. De poging slaagde niet meteen. Haar benen werden eraf gereden en uiteindelijk bloedde ze dood op het baanvak tussen Deventer en Olst. Nadat haar vrouw zelfmoord pleegde was ik altijd bang dat ik de weduwnaar zou zien hangen in de schuur of in de woonkamer. Want hoe kom je over zoiets vreselijks heen dacht ik.
Op een donderdagmiddag las ik een klein bericht op de voorpagina van de krant. Er was een jongen in Bathmen aangereden en de bestuurder was na het ongeval doorgereden. Een dag later stond op de voorpagina dat de bestuurder was gevonden. Hij had te veel gedronken. De jongen was overleden. Op zaterdagochtend bekeek ik de overlijdensadvertenties in de krant. Misschien was het wel een perverse nieuwsgierigheid. Ik wilde weten wie de jongen was die in Bathmen was verongelukt. Ik zag zijn naam, Christiaan van Keulen. Ik vloekte. Het was stil op straat. Niemand had me vast gehoord. Ik had samen met Christiaan op de MAVO gezeten. Op het Hegius, waar zijn vader economieleraar was. Meneer Van Keulen droeg in die tijd het bedrijfsuniform van een economieleraar; bruine corduroybroek, een bruine of rode, fijn gebreide trui en Mephistos die zacht kraakten in de gangen van de school. Christiaan was hoogblond en had lange stekels. In zijn gezicht waren de laatste sporen van jeugdpuistjes te zien. Zijn lichaam transformeerde zich van jongen naar man. Een keer kwam hij bij me langs in Olst. Ik voelde me stoer. Het kwam nooit voor dat iemand uit de grote stad, Deventer, de moeite nam om naar Olst te komen. We gingen samen naar de kermis.
Bijna 26 jaar na zijn dood google ik zijn naam en vind alleen twee advertenties. Een van vlak na zijn overlijden en een in memoriam van vorig jaar. Verder bestaat hij niet op het internet en in de wereld waarin we nu leven. Daarom. Zijn naam was Christiaan. Christiaan van Keulen.